

Aan het einde van de lente, wanneer de dagen langer worden en de natuur op volle kracht draait, word ik geregeld opgebeld met de vraag of ik een hommelnest kan verplaatsen. Niet om bijenzwermen te vangen, maar omdat mensen zich zorgen maken over een nest dat zich ergens in of rond hun woning heeft genesteld. Aangezien ik me enkel per fiets verplaats, zijn verre locaties zoals Grobbendonk of Hasselt meestal buiten mijn bereik. Toch blijken zelfs die oproepen soms het begin van onverwachte reddingsacties te zijn—momenten die veel verder gaan dan een simpele verhuizing.
Veel mensen beseffen niet dat hommels van nature zachtaardig zijn. Ze zijn geen agressieve verdedigers van hun territorium, maar eerder vreedzame zoutzoekers. Hun angel is niet ontworpen om te steken, en tegen de herfst sterft het grootste deel van de kolonie vanzelf af. De koningin zoekt dan een veilige plek om te overwinteren, terwijl de werksters en darren simpelweg verdwijnen. Het gezoem dat je in de nazomer hoort, is niets meer dan hun natuurlijke airco—een manier om het nest te koelen. Met die kennis stel ik vaak gerust en bied ik alternatieven aan: de invliegroute verleggen, tijdelijk ramen en kieren dichten, of gewoon geduld hebben tot het nest vanzelf verdwijnt.
Toch is het leven als fietsend imker niet zonder uitdagingen. Mijn dagelijkse actieradius ligt rond de 15 tot 20 kilometer. Een rit van 35 kilometer heen betekent al snel uren onderweg zijn, zeker in de zomerhitte en met het nodige materiaal op de bagagedrager. Maar soms lonkt het avontuur. Zo kreeg ik onlangs een oproep voor een nest op 35 kilometer afstand. Aanvankelijk wees ik het af, tot ik hoorde dat een vrijwillige brandweerman betrokken was. Hij had al een verdelger geboekt, maar vond de locatie—een nutsvoorzieningskastje langs de straat—te riskant. Hij stelde voor mij op te halen en terug te brengen. En zo begon mijn hommel-roadtrip, bepakt met mijn imkerspakje en het nodige basismateriaal.
Voor ik vertrok, ging ik op zoek naar een geschikt nestkastje. Ik klopte aan bij vrienden en kennissen, maar niet elk kastje was bruikbaar. Sommige waren al bezet, andere te klein of niet veilig genoeg. Uiteindelijk vond ik een ongebruikt exemplaar dat perfect geschikt bleek voor een hommelverhuizing.
Op de plaats van bestemming trof ik een klein maar compleet nest aan: een koningin, enkele darren en werksters, en nectar- en larvecellen die duidelijk anders gevormd waren dan die van honingbijen. Ik plaatste de embryonale kolonie voorzichtig in het nieuwe kastje, liet de hommels hun nieuwe invliegroute verkennen en gaf de eigenaar een korte rondleiding—uiteraard in beschermende kleding. Een paar werksters dwaalden nog wat rond, maar het merendeel vond moeiteloos zijn nieuwe thuis.
Toch draaide deze reddingsactie om meer dan biologie. Tijdens de terugrit spraken we over de cirkel van leven en dood, over de symboliek die mensen toekennen aan bijen en hommels, en over de mystiek van hun vermogen om te vliegen. We filosofeerden over hoe kleine daden grote zielen kunnen raken. Hommels staan voor volharding, gemeenschap en bescheiden kracht. Hun aanwezigheid herinnert ons eraan dat het onwaarschijnlijke soms toch werkelijkheid wordt—door niets meer dan volhardend gezoem.
Wat begon als een onmogelijke fietstocht eindigde in een geslaagde redding van een kwetsbare kolonie. Het toonde me hoe een eenvoudig nestje een brug kan slaan tussen mens en insect, tussen natuur en spiritualiteit. Misschien is het volgend jaar weer voorbij, maar deze vroege zomer zal ik de echo van hun nazomer-gezoem niet snel vergeten.
Reactie plaatsen
Reacties