Solitaire bijen zijn de stille krachten achter veel van onze bloemen en fruit. Anders dan honingbijen leven ze niet in grote volken. Elk vrouwtje bouwt en beheert haar eigen nest, wat hen tegelijk kwetsbaar maakt en bijzonder effectief als bestuivers. Met een beetje begrip van hun levenswijze en behoeften, kun je hen eenvoudig op weg helpen — en jouw tuin bloeit mee.
In Vlaanderen leven zo’n 360 soorten solitaire bijen, elk met hun eigen ritme door het jaar.
De meeste nestelen in de bodem, waar ze gangen graven en hun broedcellen zorgvuldig afsluiten. Bleekmiddelen en andere chemische producten kunnen deze nestplekken ernstig aantasten, samen met het delicate bodemleven dat erbij hoort.
Andere soorten zoeken hun toevlucht boven de grond, in holle stengels, scheuren in hout of muren, en in insectenhotels die je zelf kunt maken.
Hun leven is kort, maar intens.
Een vrouwtje leeft gemiddeld zes weken, waarin ze haar nest bouwt en voorziet van voedsel.
In een buisje of gang maakt ze meerdere cellen, elk met één eitje en een zorgvuldig samengesteld “lunchpakket” van nectar en stuifmeel. Daarna sluit ze de cel af met blad, modder, haren, hars of leem, en metselt de ingang dicht. De larve komt na enkele dagen uit, voedt zich met het stuifmeel en overwintert als voorpop, pop of cocon.
In het voorjaar knagen de jonge bijen zich een weg naar buiten en beginnen hun eigen cyclus. Soms zie je vroegtijdig geopende gaatjes — een teken van parasitaire sluipwespen of andere roofdieren. Sommige bijensoorten laten daarom bewust de eerste cel leeg, als schijnbeveiliging.
Zonder bloemen geen bijen.
Ze leven van stuifmeel en nectar, dus een continu voedselaanbod van maart tot september is essentieel. Laat je gazon wat los, maai gefaseerd en geef ruimte aan paardenbloem, boterbloem, duizendblad en klaver. Sommige bijen zijn kieskeurig: klokjesbijen hebben wilde campanula nodig, ranonkelbijen verzamelen uitsluitend op boterbloemen en verwanten, terwijl metselbijen vroeg in het jaar vliegen op hazelaar, wilg en fruitbomen.
Afstand speelt een grote rol.
De meeste solitaire bijen blijven binnen een straal van 50 tot 100 meter van hun nest. Uitzonderingen zoals rosse en gehoornde metselbijen halen tot 600 meter, maar specialisten zoals klokjes- en ranonkelbijen blijven vaak dichterbij. Daarom is het belangrijk om bloemen en nestplekken dicht bij elkaar te plaatsen.
Een goed insectenhotel hoeft niet ingewikkeld te zijn. Gebruik hard, droog hout zoals eik of esdoorn, en boor gladde, splintervrije gaatjes van verschillende diameters — vooral 4 mm, want die zijn het populairst.
Zorg dat de achterkant gesloten is en boor met de draad mee om scheuren te voorkomen. Bamboe en holle stengels van zonnebloem of aardpeer zijn ook geschikt, zolang ze niet te diep zijn en je ze regelmatig aanvult.
Voeg gerust dennenappels, leem, plantenresten en plankjes toe: die trekken ook oorwormen, lieveheersbeestjes en spinnen aan, natuurlijke bondgenoten in plaagbestrijding.
Plaats het hotel op een zonnige, droge plek, bij voorkeur gericht naar het zuiden en beschermd tegen slagregen.
Een waterdicht dak met oversteek houdt alles droog. Vervang of vernieuw het hotel om de vier jaar om ziekteopbouw te voorkomen, en ruim oude materialen gefaseerd op buiten het actieve seizoen.
Je hoeft geen expert te zijn om aan de slag te gaan. Met paletten, kistjes, resthout, terracotta potjes, bamboe en riet bouw je al snel een stevig frame. Een kunststof pallet of verhoogde voet houdt het geheel droog.
Vul het met bundels, geboorde blokken en leemvakken, en fixeer alles met kippengaas zodat het niet uitvalt. Werk in lagen, controleer op stabiliteit, en plaats het pas op zijn definitieve plek als het stevig en splintervrij is.
Geef solitaire bijen een thuis, zet bloemen binnen hun vliegbereik en laat je gazon een beetje los. Dan doen zij de rest: bestuiven, nieuwe generaties grootbrengen en jouw tuin vullen met het zachte gezoem van leven.
Kleine ingrepen, grote impact.
Reactie plaatsen
Reacties